Kunst in uw broekzak

Kunst in uw broekzak

De Venus van Botticelli, een beeld van Umberto Boccioni en het nooit gebouwde parlement van Slovenië; u hebt ze allemaal in uw portemonnee. Of in ieder ooit gehad. De 23 landen die euromunten slaan, moeten zich allemaal houden aan hetzelfde ontwerp voor de muntzijde, maar de ‘kop’ is zo goed als vrij. Het is trouwens lang niet altijd een ‘kop’, maar opvallend vaak een kunstwerk. Pak uw beurs, leg alle munten op tafel en kijk eens welke kunstschatten u bezit.

Je kan de keuze voor de afbeelding op de munt zien als een soort marketing. Italië koos bijvoorbeeld voor kunst op alle acht munten en presenteert zich aan de hele eurowereld als het kunstland bij uitstek. Het hoofd van de godin Venus op ‘De geboorte van Venus’ van Sandro Botticelli vindt u bijvoorbeeld op de Italiaanse munt van tien cent (zie afbeelding boven).

Nog een voorbeeld van staatsmarketing. Op de Oostenrijkse € 2 staat de barones Bertha von Suttner. Zij kreeg in 1905 de Nobelprijs voor de Vrede omdat ze zich onder meer met boeken als ‘Die Waffen nieder’ hard maakte voor de vrede. Ze overleed, cynisch genoeg, kort voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Door haar voor de grootste munt te kiezen, toont Oostenrijk zich als een pacifistisch land.

Sinds 1 januari 2002 betalen we in het dagelijks verkeer met de euro. Destijds bestond de Europese Unie uit vijftien lidstaten waarvan er twaalf de gezamenlijke munt invoerden. Inmiddels bestaat de EU uit 27 landen en daarvan hebben er negentien de euro als wettig betaalmiddel. Die negentien landen mogen een eigen ontwerp gebruiken voor de ‘nationale zijde’ van de munt. Bovendien zijn er vier kleine staten in Europa die geen lid zijn van de EU, maar wel eigen munten mogen slaan.

Er worden acht waarden geslagen: 1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent en 1 en 2 euro. Landen mogen zelf kiezen hoeveel afbeeldingen ze slaan. Estland slaat bijvoorbeeld op alle munten hetzelfde en Griekenland op alle munten iets anders.

Voor uw overzicht zijn dit de 23 landen die eigen euro’s slaan: Andorra*, België, Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Monaco*, Nederland, Oostenrijk, Portugal, San Marino*, Slovenië, Slowakije, Spanje en Vaticaanstad.

*geen EU-lid.

Nog even terug naar Italië. Het land heeft op artistiek gebied zo veel te bieden, dat het soms verwijzingen combineert. De ster op de munt van € 0,50 is door Michelangelo ontworpen voor het Piazza del Campidoglio in Rome. Op dat plein staat ook het beeld van keizer Marcus Aurelius, maar dan in een andere verhouding. Zo refereert Italië naar een Romeinse keizer én naar Michelangelo.

Net als Italië heeft Griekenland acht verschillende afbeeldingen op zijn munten en op sommige daarvan vinden we een verwijzing naar de Oudheid. Het bijzondere van de Griekse munt van € 1 is dat er nóg een munt op staat. Het is een drachme uit het oude Athene. Vandaar de uil, het attribuut van de godin Athene.

Het is niet alleen oude kunst wat de klok slaat. Op de Italiaanse 20 cent staat iets moderns: het bronzen beeld ‘Forme uniche della continuità nello spazio’ (Unieke vormen van de continuïteit in de ruimte) van de futurist Umberto Boccioni. Hij maakte een beeld van een lopende mens en wel zo dat die écht lijkt te bewegen. Er zijn meerdere afgietsels van gemaakt en een staat in het Museum Kröller-Müller op de Veluwe.

Voor bijzondere moderne architectuur moet u op zoek naar een schaarsere munt, namelijk de Sloveense tien cent. Het gebouw had het parlement in Ljubljana moeten worden, maar het is nooit gebouwd. De ‘Vrijheidskathedraal’ van Jože Plečnik uit 1947 bleef op de tekentafel.

Ook op bankbiljetten zijn er verwijzingen naar kunst, of beter gezegd naar stromingen. Op het grijze vijfje staat een Romeins raam en dito brug. Bruggen verbinden en dat staat symbool voor onze verbindende valuta. Op het tientje zijn de brug en het raam Romaans en op het biljet van € 20 gotisch. Dan volgen de renaissance (€ 50), de barok (€ 100) en constructies uit de negentiende eeuw en uit onze tijd (respectievelijk € 200 en € 500).

Het zijn allemaal stijlen die in (bijna) heel Europa voorkomen en ook dat is verbindend. Bovendien zijn de ramen en bruggen niet afgeleid van bestaande gebouwen, want dan zou een land worden voorgetrokken. Alleen in Spijkenisse zijn de bruggen van de biljetten nagebouwd.

Tot slot nog een waar kunstwerk. Klik op de onderstaande foto voor een kort filmpje over een van de mooiste herdenkingsmunten die Nederland heeft geslagen sinds de invoering van de euro.