Oogbedriegers

Oogbedriegers

Wie kent hem niet? De man die tussen de wiskunde en de kunst laveerde en door de artistieke wereld nooit helemaal als kunstenaar is erkend. Desondanks is Maurits Escher wereldberoemd met zijn grafische werk dat zand in de verwerkingsmachine van onze hersenen strooit. We zien hier verdorie water omhoog stromen. En als je die zuilen en goten probeert te beredeneren, dan krijg je wat je in modern Nederlands een mindfuck noemt. In onze driedimensionale wereld met haar zwaartekracht is het gros van Eschers afbeeldingen weliswaar onmogelijk, maar zijn kunst raakt aan iets diepers.

Eigenlijk bedriegt alle figuratieve kunst onze ogen. Je denkt bijvoorbeeld een boeket te zien, maar je kijkt eigenlijk naar door olie gebonden pigmenten op een plank, doek of papier.

Lange tijd was het doel van de kunstenaar om de natuur na te bootsen en zo mogelijk te evenaren of zelfs te overtreffen. Over de antieke schilder Zeuxis gaat het verhaal dat hij een jongen met een schotel druiven had geschilderd. Zo goed dat er er een vogel een geschilderde druif kwam pikken! In plaats van trots op zichzelf te zijn dat hij de vogel had misleid, was Zeuxis kwaad, omdat hij de jongen zo slecht had gemaakt. Was hij net zo levensecht geweest als de druiven, dan had de vogel het immers nooit aangedurfd om dichtbij te komen.

Of het nu waar is of niet, de anekdote over Zeuxis’ heeft een trompe l’oeil als onderwerp. Letterlijk is dat een oogbedrieger: een heel schilderij of een detail daarop dat zich als niet-geschilderd voordoet. Een gebbetje waar zelfs de groten zich toe lieten verleiden. Zoals Rembrandt.

In het koninklijk paleis van Warschau hangt dit paneel van Rembrandt. Op het eerste gezicht is het een schilderij van een jonge vrouw en niet meer dan dat. Ze staat tegen een effen achtergrond waar schaduw op valt en ze kijkt ons aan. Ziet u ook waar ze staat? In haar eigen lijst! Rembrandt schilderde een schilderijlijst op het paneel met daar de handen van de jonge vrouw overheen.

Veel schilders in de zeventiende eeuw verwerkten zulke grapjes in hun kunst. Het Frans Hals Museum wijdde in 2017-2018 een tentoonstelling aan de kunst van het lachen. Daar was een zaal gewijd aan de trompe l’oeil. Die waren populair, zoals het werk hieronder mooi illustreert.

Johannes Verspronck was een Haarlemse fijnschilder, dat wil zeggen een kunstenaar bij wie geen penseelstreek zichtbaar bleef. Weet u wat er met dit kind aan de hand is?

Van poes tot rugleuning is dit alles één vlakke plank. Geloof het of niet. De ultieme grap was als iemand erin trapte en zich stil gedroeg om het jochie (ja, een jochie) niet te wekken.

Gun uzelf even de tijd om dit werk van Edward Krasiński te bekijken. Deze Poolse modernist is de geschiedenis in gegaan met zijn blauwe tape die hij op ongeveer 135 cm. hoogte plakte. En dat deed hij nu eens in een ruimte, zijn eigen huis bijvoorbeeld, dan weer op losse kunstwerken, zoals dit. De tape is op de muur geplakt en vervolgens zodanig op de drager aangebracht dat de dieptesuggestie wel erg overtuigend wordt. Maar… hoeveel balken staan hier? Vier? Vijf? Of misschien negen? Voor dit soort kunst bestaat er een naam:

‘Op art’, afgeleid van ‘optical art’. De naam werd halverwege de jaren 1960 voor het eerst gebruikt om de kunst van optisch bedrog mee aan te duiden. Een van de belangrijkste schilderessen van deze stroming is de Britse Bridget Riley.

Hoe lang kunt u naar dit schilderij (!) kijken voordat het u gaat duizelen? De kracht van Riley zit in haar talent om composities te laten draaien (doen ze niet), wapperen (evenmin) en ons, de beschouwer haast tureluurs te laten worden. Riley deed nog meer van dit soort grapjes. Als u op de foto hieronder klikt, dan vertel ik u binnen twee minuten meer over Bridget Riley en over oogbedriegers in de kunst.